Kartuizers: de stille kracht van het witte paradijs |
Verschenen in VolZin, Opinieblad voor geloof en samenleving 8, nummer 7 (3 april 2009), 24-27. Er zijn maar weinig Nederlanders die ooit een nog bewoond kartuizerklooster van binnen hebben gezien. De kartuizers hebben immers geen gastenverblijven, zoals trappisten, benedictijnen of norbertijnen die hebben. Je moet dus wel vermoeden een roeping voor het leven als kartuizer te hebben – of minstens de schijn daarvan kunnen wekken – om er enige tijd op proef door te kunnen brengen. Je moet er bovendien enige afstand voor afleggen. In Nederland zelf zijn er namelijk geen kloosters meer van deze orde, die doorgaat voor de strengste van de Westerse kerk. Een karakteristiek waar de kartuizers zelf doorgaans trouwens niet blij mee zijn – het klinkt zo pretentieus. Het laatste klooster dat op Nederlands grondgebied heeft bestaan, was dat van Roermond, dat in 1783 samen met alle andere beschouwende kloosters werd opgeheven door een maatregel van de Oostenrijkse keizer Jozef II (Roermond hoorde toen tot de Oostenrijkse Nederlanden). Alle andere kartuizerkloosters – er waren er aan het eind van de middeleeuwen in Geertruidenberg, Arnhem, Utrecht, Amsterdam, Zierikzee, Kampen, Delft en Vught – waren al opgeheven in de woelige zestiende eeuw, de tijd van de Opstand tegen Spanje en van de doorvoering van de Reformatie in Nederland. Alleen de kartuizers van Vught konden het binnen de veilige muren van ’s-Hertogenbosch nog tot het begin van de zeventiende eeuw volhouden. Van daar vertrokken zij naar Antwerpen. In de twintigste eeuw is door enkele bewonderaars van de orde nog geijverd voor een terugkeer van de kartuizers naar Nederland. Ton van Schaik schreef er een vermakelijk boekje over: Het kroost van broeder Joost. De nieuwe Nederlandse kartuis zou in het Overijsselse Tubbergen gevestigd worden. Ter voorbereiding van de stichting werden de meeste Nederlandstalige monniken tussen 1946 en 1961 samengebracht in de kartuis van Calci bij Pisa. Maar het experiment mislukte, ondermeer door gebrekkig leiderschap en door ‘onverenigbaarheid van karakters’; ook kartuizers zijn maar mensen. En intussen werd de situatie in Nederland op alle fronten, ook het kerkelijke, zo onrustig, dat de kartuizerorde tijdens het generaal kapittel van 1971 besloot af te zien van een terugkeer naar ons land. Intussen kwamen er wel elders in de wereld nieuwe kartuizen: na de Tweede Wereldoorlog betrad de orde, die tot dan toe alleen kloosters in Europa had gehad, nieuwe continenten, eerst met een klooster in de Verenigde Staten (Arlington in de staat Vermont) en vervolgens met twee stichtingen in Latijns Amerika (Brazilië en Argentinië), terwijl momenteel een mannen- en een vrouwenklooster in Zuid Korea worden voorbereid. Wereldwijd telt de orde, die nooit heel groot is geweest, zo’n 420 leden: 350 kartuizers en 70 kartuizerinnen. Zij verblijven in vierentwintig kloosters: achttien voor mannen en zes voor vrouwen. Veel talrijker in aantal dan de kartuizerinnen is trouwens een jonge orde die elementen uit de kartuizertraditie heeft overgenomen, de zusters van Bethlehem, in Nederland bekend geworden door het verslag dat Miek Pot in haar boek Naar het hart van mijn ziel schreef over de twaalf jaar die zij in deze orde heeft doorgebracht. Toch hebben inmiddels veel Nederlanders een beeld van het leven in een kartuizerklooster. Vanaf het najaar van 2006 maakte namelijk een film over dat leven een succesvolle rondgang langs Nederlandse filmhuizen: Die grosse Stille of Into great silence (uit 2005) van de Duitse cineast Philip Gröning. In het najaar van 2007 werd deze film bovendien, zij het op een middernachtelijk tijdstip, door de KRO op de Nederlandse televisie vertoond. Philip Gröning heeft gedurende verschillende seizoenen met een kleine camera het leven van de monniken mogen volgen in het moederklooster van de orde, de Grande Chartreuse bij Grenoble, in de Franse Alpen. Hij monteerde uit zijn materiaal een documentaire van bijna drie uur stilte. We horen de menselijke stem alleen als de monniken in de kerk samen het koorgebed bidden, als ze in de kapittelzaal samenkomen om twee nieuwelingen in hun midden op te nemen, als ze tijdens de zondagse gezamenlijke recreatie met elkaar keuvelen en als zij hun wekelijkse grote wandeling maken. Verder wordt er in de film, zoals ook in een kartuizerklooster, gezwegen. Stilte is essentieel voor het kartuizerleven. Kartuizers leven in zekere zin als kluizenaars in gemeenschap. Zij brengen een groot deel van de dag door in hun eigen kluis, een klein appartement met een vertrek waarin zij wonen, slapen en bidden, en daarnaast een werkplaats en een tuintje. Alleen voor de nachtgetijden, waarvoor zij hun nachtrust onderbreken, voor de gezamenlijke eucharistieviering en voor de vespers verlaten zij hun kluis. Op zon- en feestdagen bidden zij ook de andere gebedstijden samen in de kerk en eten zij samen in de refter, de eetzaal van het klooster. Op andere dagen eten zij in hun eigen kluis, een sobere maar voedzame en gezonde maaltijd. Eén dag per week vasten zij. De film van Philip Gröning biedt een fascinerend beeld van de stille wereld van de kartuizers. Zijn filmbeelden roepen ook een zekere romantiek op: een wereld van verstilling en zuiverheid, een ongerept paradijs. Dat is vooral het geval met een scène bijna aan het slot van de film: tijdens hun wekelijkse wandeling glijden enkele monniken van de besneeuwde hellingen af. Een enkeling roept iets, een andere monnik schaterlacht. De wereld van de kartuis lijkt wel een wit paradijs. Het witte paradijs, dat was de titel van een fijnzinnig boekje over de kartuizers van de hand van de katholiek geworden letterkundige – later zelfs nog benedictijn geworden – Pieter van der Meer de Walcheren uit 1929. Het vervulde in zijn tijd een rol vergelijkbaar met die van de film van Gröning: het bracht velen in aanraking met de onbekende wereld van de kartuizers. Het was ook even succesvol: vier Nederlandse herdrukken en vertalingen in zes talen. En het bracht menige enthousiaste jongeling op de gedachte om ook kartuizer te worden. Wat is toch de fascinatie die van de besloten kartuizerwereld uitgaat? Het leven daar lijkt inderdaad een soort romantische aantrekkingskracht uit te oefenen. De kartuizerwereld wekt de indruk een ongeschonden paradijs te zijn, een plek waar God gevonden kan worden. Maar tegelijk stelt het leven in deze besloten wereld hoge eisen. Er wordt gezegd dat van elke honderd mensen die er wel eens over gedacht hebben kartuizer te worden – schrijver dezes is er zo een – er tien zijn die het proberen en dat daarvan één het daadwerkelijk volhoudt. De stilte van de kartuis is namelijk als die van de woestijn. Wie zoals de woestijnvaders en woestijnmoeders in de vierde en vijfde eeuw naar een eenzame plek trekt om daar ‘vrij te zijn voor het zoeken van God’, kan alles achter zich laten, behalve zichzelf. De kartuis is zoals de woestijn een plek van radicale confrontatie met jezelf. En daar houdt alleen stand wat echt is. Al het andere wordt er ontmaskerd. Het leven van de kartuizers en kartuizerinnen staat in het teken van de ontmaskering. Hun stilzwijgen, hun vasten, het onderbreken van de nachtrust, de sobere inrichting van hun leefruimte, de eenvoud van hun liturgie: zij staan allemaal in dienst van de ontmaskering, van het achter je laten wat onecht is. En het doel van die ontmaskering is om, als het ware gestript van alles wat overbodig is, pure ontvankelijkheid te worden voor het geheim van de Eeuwige, om open te kunnen staan voor het schouwen van de Onzienlijke. Tegelijk zijn kartuizers en kartuizerinnen ook mensen van vlees en bloed. Zij hebben hun onhebbelijkheden, hun nukken en grillen. En er moet geleefd worden. Het leven in een kartuizerklooster bestaat niet alleen uit bidden en schouwen. Er moet ook gegeten en dus gekookt worden, er moet gestookt en dus hout gehakt worden, er moeten rekeningen betaald worden – in de film van de Gröning zien we de econoom van het klooster aan het werk, temidden van een papierchaos die de studeerkamer van schrijver dezes nog overstijgt – en dus moet er verdiend worden: de Grande Chartreuse heeft een belangrijke inkomstenbron in de likeur die naar de orde genoemd is en waarvan het klooster het alleenrecht over het recept bezit. De geschiedenis van een kartuizerklooster gaat daarom niet alleen over spiritualiteit, maar ook over economie, over wonen en werken, over bouwen en verbouwen. Dat wordt zichtbaar gemaakt in een grote tentoonstelling die gewijd is aan het kartuizerklooster dat in het huidige Nederland het langste bestaan heeft, dat van Roermond, gesticht in 1376 door een gezamenlijk initiatief van de kartuizers van Keulen en een lokale edelman, ridder Werner van Swalmen, en pas ruim vier eeuwen later, in 1783, opgeheven. Het is ook het enige kartuizerklooster in Nederland waarvan althans een belangrijk deel van de gebouwen is blijven bestaan: de kloosterkerk, de kapittelzaal, de refter en de kloostergang, waaraan de kluizen van de monniken lagen. In die gebouwen zal de tentoonstelling te zien zijn. De kloosterkerk en de refter maken door hun rococoversiering zelf al duidelijk dat soberheid niet altijd hoogtij vierde bij de kartuizers. Het klooster van Roermond was geliefd bij weldoeners – wie hoog in de hemel wilde komen, schonk bij voorkeur aan het strengste klooster – en bereikte daardoor een grote welvaart. Het was het meest vermogende klooster in de stad en de wijde omtrek. Het bezat vele landerijen en boerderijen in de omgeving, molens in de Roer en het visrecht in het beste deel van de Roer, dat waar de zalm zwom. Daardoor was het klooster ook in staat opdrachten aan kunstenaars te geven. Hun werken moesten de vroomheid dienen, maar zij dienden evengoed het kunstgenot en het vertoon van status. Een aantal van die kunstwerken keert dit voorjaar terug naar Roermond, naar de plek waar zij ooit de paradijselijke woestijn van de monniken decoreerden, maar waar zij hen misschien ook wel uit hun concentratie haalden. Want ook de Roermondse kartuizers waren geen engelen. Kadertekst: De tentoonstelling ‘Het geheim van de stilte. De besloten wereld van de Roermondse kartuizers’ is van 28 maart tot en met 21 juni 2009 te zien in het gebouwencomplex van het vroegere kartuizerklooster aan de Swalmerstraat te Roermond. Informatie over openingstijden, catalogus, lezingen, rondleidingen en het congres ‘Kartuizerwerelden’ (19-20 juni) is te vinden op www.kartuizers.nl
|