Biografie

Peter Nissen (* 1957) groeide op in Midden-Limburg en studeerde theologie en kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na zijn promotie te Amsterdam was hij docent kerkgeschiedenis aan verschillende theologische opleidingen. Van 1994 tot 1998 was hij bijzonder hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg, van 1998 tot 2008 hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen, van 2008 tot 2009 hoogleraar cultuurgeschiedenis van het christendom aan de Universiteit van Tilburg, van 2009 tot 2012 hoogleraar cultuurgeschiedenis van de religiositeit aan de Radboud Universiteit Nijmegen, van 2012 tot 2018 hoogleraar spiritualiteitsstudies en van 2018 tot zijn emeritaat in 2021 hoogleraar oecumenica aan diezelfde universiteit.


Het eerste deel van mijn leven speelde zich af in het midden van de Nederlandse provincie Limburg. Ik ben geboren op 9 oktober 1957 in Swalmen, als zoon van een Roermondse moeder en een Betuwse vader. Ik groeide met mijn oudere broer Wim op in Linne, een idyllisch dorp aan de Maas, waar mijn ouders tot het overlijden van mijn vader in 2007 zijn blijven wonen. In Roermond volgde ik aan het Bisschoppelijk College tussen 1970 en 1976 het gymnasium. In die tijd schreef ik mijn eerste artikelen over de regionale geschiedenis van Midden-Limburg. Aan het Bisschoppelijk College was ik op allerlei fronten actief, ondermeer als voorzitter van de Culturele Sociëteit, als redacteur van het schoolblad De Brug en als lid van het Schoolparlement. In de bekende scholierenquiz Tweekamp maakte ik mijn televisiedebuut.

Na mijn middelbare schooltijd was ik korte tijd student aan het grootseminarie Rolduc te Kerkrade en eveneens korte tijd monnik in de benedictijnenabdij Sint-Benedictusberg te Mamelis-Vaals. In 1977 begon ik met mijn studie theologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Na mijn kandidaatsexamen (1981, cum laude) ging ik mij specialiseren in de kerkgeschiedenis. Ik volgde ook verschillende vakken bij de opleiding geschiedenis aan de Faculteit der Letteren. Bij beide faculteiten was ik bijna mijn hele studietijd als student-assistent werkzaam, bij theologie voor de vakgroep kerkgeschiedenis en bij letteren voor de vakgroep hulpwetenschappen van de geschiedenis. In 1984 legde ik (cum laude) het doctoraalexamen af. De doctoraalscriptie, handelend over enkele katholieke geschriften uit de zestiende eeuw tegen de (weder)dopers, werd bekroond met de universitaire studieprijs. Over hetzelfde thema schreef ik vervolgens mijn proefschrift. Dat deed ik tussen 1985 en 1987 als onderzoeker van de Nederlandse Organisatie voor (toen nog: Zuiver) Wetenschappelijk Onderzoek, verbonden aan de Katholieke Theologische Universiteit te Amsterdam, waar prof. dr. Eugène Honée mijn begeleider was. Hij was ook mijn promotor toen ik op 24 juni 1988 (opnieuw: cum laude) te Amsterdam mijn proefschrift verdedigde.

Inmiddels waren Joyce Janssen (* 12 april 1959 te Roermond) en ik op 19 juni 1982 getrouwd. In 1987 werd onze eerste dochter Walijne geboren (te Nijmegen), in 1989 volgde onze tweede, Hadewych (te Heerlen), en in 1992 onze derde, Lidewij (te ’s-Hertogenbosch).

In 1987 begon ik als universitair docent kerkgeschiedenis aan de Universiteit voor Theologie en Pastoraat te Heerlen. Ook verzorgde ik als gastdocent cursussen aan de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam en de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1990 werd ik docent kerkgeschiedenis en tevens bibliothecaris aan het Sint-Janscentrum, de priester- en diakenopleiding van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Ook gaf ik in die tijd cursussen kerkgeschiedenis in het kader van de Monastieke Theologische Vorming in de trappistenabdij Koningshoeven bij Tilburg.

In 1994 werd ik universitair docent kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen en bijzonder hoogleraar ‘Cultuur in Brabant in sociaal-wetenschappelijk en historisch perspectief, met inbegrip van de volkscultuur’ aan de Katholieke Universiteit Brabant te Tilburg. In 1998 werd ik voltijds hoogleraar kerkgeschiedenis aan de theologische faculteit van de Katholieke Universiteit Nijmegen, vanaf 2004 Radboud Universiteit geheten. In faculteit en universiteit kreeg ik ook steeds meer bestuurlijke taken, zoals die van onderzoeksdirecteur, lid van de stuurgroep van het onderzoeksprogramma Christelijk Cultureel Erfgoed, lid van de programmaraad van het Honours Programma, secretaris van het Instituut voor Oosters Christendom, lid van de Wetenschappelijke Adviesraad van het Titus Brandsma Instituut, lid van enkele commissies van toezicht van bijzondere leerstoelen enzovoorts. Van 2003 tot 2007 was ik decaan van de Faculteit der Theologie. Vanuit die faculteit werd in 2006 de nieuwe Faculteit der Religiewetenschappen opgericht, waarin ik de leeropdracht Geschiedenis van het christendom ging vervullen. Van 2004 tot 2006 was ik tevens voorzitter van de Facultaire Unie, het samenwerkingsverband van de faculteiten Theologie en Filosofie.

Na een op mijn decaanschap volgende sabbatsperiode was ik van 2008 tot 2009 hoogleraar Cultuurgeschiedenis van het christendom in de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. In september 2009 keerde ik weer terug naar de Radboud Universiteit Nijmegen, nu als hoogleraar ‘Cultuurgeschiedenis van de religiositeit, in het bijzonder vanaf de vroegmoderne tijd’, in de Faculteit der Religiewetenschappen, sinds 2011 opgegaan in de Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. In september 2012 werd mijn leeropdracht gewijzigd in de gewone leeropdracht 'Spiritualiteitsstudies'. Daarmee mocht ik in de voetsporen treden van Titus Brandsma en andere illustere voorgangers, al heette hun leeropdracht aanvankelijk nog 'Geschiedenis van ascese en mystiek'. Mijn wetenschappelijke aandacht gaat uit naar de relatie tussen cultuur, religie en spiritualiteit, zowel in historische ontwikkelingen als in actuele verschijningsvormen. Daarbinnen leg ik mij vooral toe op historisch onderzoek naar de christelijke spiritualiteit en comparatief onderzoek naar hedendaagse (ook seculiere) vormen van spiritualiteit, binnen en buiten het christendom. In 2018 werd mijn leeropdracht gewijzigd in Oecumenica: de studie van de diversiteit binnen het wereldchristendom. Deze wijziging werd ingegeven door de vaststelling dat er aan geen enkele Nederlandse universiteit meer een leeropdracht was op het gebied van de oecumene, terwijl op dat terrein nog veel werk te verzetten is. Deze leeropdracht werd mijn laatste: per 1 september 2021 ben ik als hoogleraar met (vervroegd) emeritaat gegaan.

In de loop der jaren heb ik een heel aantal bestuurlijke en andere functies bekleed binnen en buiten de universiteit, in de wereld van de wetenschap, de cultuur en de levensbeschouwing. Zo maakte ik namens de Pauselijke Raad voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen te Rome deel uit van de katholieke delegatie in de internationale oecumenische dialoog tussen rooms-katholieken en doopsgezinden, die uitmondde in het rapport Called Together To Be Peacemakers. Report of the International Dialogue between the Catholic Church and the Mennonite World Conference 1998-2003. Met regelmaat werd door radio, televisie en dagbladen mijn commentaar gevraagd op de kerkelijke en religieuze actualiteit. Het grote aantal optredens in de media rond het overlijden van paus Johannes-Paulus II en de keuze van zijn opvolger Benedictus XVI bezorgde mij de Frans Duynstee Trofee 2005 van de Radboud Universiteit Nijmegen. In 2006 werd ik benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Ik ben voorzitter geweest van de redactie van het wetenschappelijke tijdschrift Trajecta. Religie, cultuur en samenleving in de Nederlanden. Ook ben ik lange tijd redacteur geweest van Speling. Tijdschrift voor bezinning. Ik ben voorzitter geweest van de redactie van de wetenschappelijke boekenreeks Maaslandse Monografieën en lid van de redactie van de reeks Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland. Verder ben ik lid van de redactieraad van het tijdschrift Ons geestelijk erf van het Ruusbroecgenootschap (Universiteit Antwerpen), van de redactieraad van Novi Monasterii, het wetenschappelijke jaarboek van het Abdijmuseum Ter Duinen te Koksijde, en van de wetenschappelijke boekenreeks Studies in Theology and Religion.

Van januari 2010 tot medio 2016 ben ik voorzitter geweest van NOSTER, de landelijke onderzoekschool voor theologie en religiewetenschappen. Ook was ik van 2010 tot 2016 voorzitter van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving. Bovendien ben ik voorzitter van de Stichting Sormani Fonds en was ik van 2009 tot en met 2011 lid (en voorzitter) van de VICI-commissie Geesteswetenschappen van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. In 2012-2013 was ik betrokken bij de visitatie van de opleidingen theologie en religiewetenschappen in Nederland en in 2014-2015 was ik lid van de commissie van zes wetenschappers die in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen een verkenning uitvoerde van de stand van zaken in de wetenschappelijke studie van religie in Nederland.

Ik ben lid van onder meer de American Academy of Religion, de Society for the Study of Christian Spirituality, het Nederlands Genootschap voor Godsdienstwetenschap, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis en het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap. Ook ben ik lid van de Orde van den Prince (afdeling Rijk van Nijmegen) en de International Christian Fellowship (afdeling ’s-Hertogenbosch). Met enige regelmaat ga ik voor in vieringen in de Effataparochie, de Studentenkerk en de Doopsgezinde-Remonstrantse Gemeente te Nijmegen en in remonstrantse, vrijzinnige of oecumenische vieringen elders. Van 2009 tot 2017 maakte ik deel uit van het Theologisch Elftal van het dagblad Trouw. Op 11 januari 2014 heb ik proponentsexamen gedaan voor het ambt van predikant in de Remonstrantse Broederschap en ben ik in dat ambt bevestigd. Van 2014 tot 2021 vertegenwoordigde ik de remonstranten in de Raad van Kerken in Nederland. Ook was ik van 2016 tot 2020 voorzitter van het curatorium van het Remonstrants Seminarium, dat aan de Vrije Universiteit in Amsterdam is gevestigd, en in 2020-2021 was ik waarnemend rector. In december 2021 is bekend gemaakt dat ik weer terugkeer naar de kerk waarin ik ben opgegroeid, de rooms-katholieke kerk, en dat ik het remonstrantse predikantschap in 2022 neerleg.