Edward Schillebeeckx: in dankbare herinnering |
Edward Schillebeeckx deed zijn werk goed. Hij beoefende geen papegaaitheologie - die benaming bedacht zijn huisgenoot en collega Etienne Cornelis ooit voor theologen die alleen maar de traditie en het leergezag napraten -, maar hij was een creatief denker. Als een van de eerste katholieke theologen nam hij het onderzoek naar de historische Jezus serieus, alsmede dat van andere bijbelwetenschappers. Schillebeeckx zocht de theologie te verbinden met de geschiedenis, die van de bijbel en die van de theologie zelf. Een diepgaande kennis van de theologiegeschiedenis vond hij onmisbaar voor een eigentijdse theologie. Die diepgaande kennis betrof dan niet statische inzichten uit het verleden, maar de voortdurende dynamiek in het geloofsinzicht en de interpretatie van het christelijk geloof. Die dynamiek zorgt ervoor dat de geschiedenis ook een bron vormt van alternatieve wegen voor kerk en theologie. Anders gezegd: wie de geschiedenis van kerk en theologie echt goed kent, kan geen traditionalist zijn. Edward Schillebeeckx heeft de naam een moeilijk auteur te zijn. Dat komt deels omdat hij al schrijvend nog aan het denken is. Wie hem leest, volgt hem in zijn denkproces. Zijn boeken presenteren geen kant en klare inzichten, maar zijn het verslag van een denkweg. Wie zijn boeken echt wil begrijpen, moet bereid zijn om met hem mee te denken. Tegelijk was de theologie van Schillebeeckx levensnabij. Zij stond niet ver af van de werkelijkheid van alledag. Schillebeeckx dacht vanuit het leven van concrete mensen. Mensen zijn de woorden van het verhaal van God, zo was zijn overtuiging. Met zijn wetenschappelijk werk wilde hij de vernieuwing van kerk en wereld van dienst zijn. Daarom weerspiegelt zijn theologische ontwikkeling wat er in de decennia van zijn leven in kerk en samenleving gaande was. Het Tweede Vaticaans Concilie vormde daarin een brandpunt van bezinning en vernieuwing. Sinds enkele maanden ben ik de blije bezitter van de originele pentekening die de kunstenaar Frederick Franck tijdens dat concilie van Edward Schillebeeckx maakte. Het portret uit 1964 siert nu mijn werkkamer op de universiteit. Ik ben geen directe vakgenoot van Schillebeeckx – ik ben immers geen systematisch theoloog - en ook geen leerling. Maar ook voor mij als historicus van de religiositeit is zijn werk inspirerend en stimulerend. Schillebeeckx’ grote kennis van de geschiedenis van kerk en theologie heeft ervoor gezorgd dat zijn boeken juist ook op historisch vlak eye-openers bevatten, dat zij onverwachte nuances in de historische ontwikkeling van de christelijke traditie blootleggen en dat zij nieuwe wegen van onderzoek wijzen. Ik herinner mij nog de trots die ik voelde toen ik theologie studeerde in Nijmegen en ik in december 1979 Edward, samen met Bas van Iersel, toen decaan van de theologische faculteit, in het NOS-journaal zag verschijnen, uit een auto stappend bij het gebouw van de Congregatie voor de Geloofsleer te Rome, voorheen het Heilig Officie en nog eerder de Inquisitie geheten. Daar moest Edward uitleg komen geven over ‘moeilijke’ passages in zijn boek Jezus, het verhaal van een levende. ‘Dat zijn mensen van de faculteit en de universiteit waaraan ik studeer’, dacht ik toen. ‘Mijn universiteit doet er toe.’ Ik had nog geen college bij hem gevolgd; Edward gaf alleen colleges in de doctoraalfase en ik was nog met de kandidaatsfase bezig. Maar ik had wel al enkele van zijn boeken. Ik had namelijk het geluk jaargenoot te zijn van een jonge dominicaan, een huisgenoot van Edward in het Albertinum. Bij elke nieuwe druk van zijn boeken kreeg Edward van de uitgever weer een stapel presentexemplaren. En zijn studerende huisgenoten mochten die uitdelen aan studenten die ‘echt geïnteresseerd’ waren. Daar was ik er één van. Ik heb er veel in gelezen, met vrucht en met genoegen. Het overlijden van Edward Schillebeeckx vervult mij met weemoed. Hij vertegenwoordigde een vorm van op vernieuwing gerichte theologie die nauwelijks meer bestaat. Aan kerkelijk gecontroleerde instellingen is zij zo goed als onmogelijk geworden. De theologen zijn daar ofwel papegaaien geworden, ofwel zij zijn van hogerhand gemuilkorfd, ofwel zij leggen zichzelf preventieve censuur op, ofwel zij vermijden in hun publicaties angstvallig elk gevoelig thema. Gelukkig zijn er nog enkele vrijplaatsen waar mensen in de voetsporen van Edward Schillebeeckx kunnen treden. Maar zij worden zeldzaam. En de tijd dat hun geluid nog enig positief gehoor vond bij kerkelijke leiders, lijkt definitief voorbij. Het overlijden van Edward Schillebeeckx is een verlies voor de kerk. Maar een nog groter verlies zou het zijn als mensen van de kerk zijn boeken niet meer lezen. Die situatie lijkt angstaanjagend dichtbij. |