Ontsluit onze lippen

Het mooiste moment van de dag vond ik, bijna drieëndertig jaar geleden, toen ik een half jaar monnik was in een abdij van benedictijnen, het begin van de metten, het nachtgebed van de monniken.

Dat werd gebeden om vijf uur ’s morgens en op zon- en feestdagen nog een half uur vroeger, want dan duurde het nachtgebed ruim een half uur langer (u begrijpt nu waar de uitdrukking ‘korte metten maken’ vandaan komt). Het was in de winter nog pikkedonker, ook in de abdijkerk, waar nog maar één klein lampje brandde, zodat de monniken hun weg naar de koorbanken konden vinden. Vaak had ik vóór de metten al een korte wandeling door de tuin gemaakt, om goed wakker te worden. Het was nog doodstil. En koud.

En dan die eerste woorden van de metten: ‘Domine labia mea aperies, et os meum annuntiabit laudem tuam’. Heer, open mijn lippen, en mijn mond zal uw lof verkondigen. Ze werden drie keer herhaald. De eerste keer maakte alle monniken met hun duim een kruisteken over hun mond. Voor mij was met die woorden de dag al compleet. En dat terwijl het nog uren zou duren voor de completen de monnikendag zouden afsluiten. De opening van de metten was zoveel als een overgang van duisternis naar licht, van dood naar leven, van niets naar alles. En die woorden vatten dat samen: Heer, open mijn lippen, zodat ik kan ademen, spreken, leven. En door te ademen, te spreken en te leven verkondig ik de lof van de Eeuwige, die is Adem (Geest), Spraak (Woord) en Leven (Bron). Adem, Woord en Bron, wat is het anders dan Geest, Zoon en Vader?

Ze komen uit psalm 51, die woorden. ‘Ontsluit mijn lippen, Heer, en mijn mond zal uw lof verkondigen’, zo vertaalt de Nieuwe Bijbelvertaling. ‘Ontsluit mijn lippen’: een mooie vertaling. Ontsluiting heeft met bevrijding, met verlossing, met baren te maken. Met nieuw leven dus, en met het einde van afgeslotenheid. Wat dicht zat, gaat open. En het leven kan naar buiten komen. Effata!

Toen mij tijdens een bezinningsweek ooit gevraagd werd wat mijn meest geliefde mantra was, kwam ik met de openingswoorden van de metten op de proppen, in het Latijn en gezongen. De anderen, die bij hun meditatie meestal mantra’s in het Sanskriet gebruikten, vonden het helemaal niet vreemd dat ik met die Latijnse woorden kwam. Ze vonden ze zelfs mooi van klank, met veel a’s en o’s. En inderdaad zijn ze voor mij zoiets als een mantra, een vertrouwde klank, die mij in staat stelt bij mezelf naar binnen te gaan en af te dalen in de diepte en de stilte van het innerlijk.

Binnenkort bent u bijna allemaal weer terug van vakantie. Ook de pastores keren terug van sabbatsperiode en Surinamereis. Een nieuw pastoraal werkjaar gaat van start. Maar hoe zullen we het openen? Zullen we heel stil worden en dan aan de Eeuwige vragen: ‘Ontsluit onze lippen, Heer, en onze mond zal uw lof verkondigen’?